Hof houdt vast aan erfrecht: erfenis overleden echtpaar op huwelijksreis wordt niet verdeeld
Het Hof in Den Haag heeft recent geoordeeld dat de erfenis van een op huwelijksreis overleden echtpaar naar de nabestaanden van de man gaat. De man en de vrouw zijn tijdens hun huwelijksreis op dezelfde dag, kort na elkaar, overleden als gevolg van een voedselvergiftiging. De vrouw overleed 23 minuten eerder dan de man. In dit geval is het de vraag wie de erfgenaam is van de vrouw. Is dat de man of de familie van de vrouw? De man en de vrouw hadden geen testament opgemaakt. In dat geval is artikel 4:10 lid 1 onder a BW van toepassing. Dit artikel luidt als volgt:
“De wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens: de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen”.
Dit artikel leidt ertoe dat de man, en niet de familie van de vrouw, erfgenaam is van de vrouw na haar overlijden. En dat heeft in dit geval tot gevolg dat de erfenis zich gedurende 23 minuten in het vermogen van de man bevindt, en daarna vererft naar de erfgenamen van de man, in dit geval zijn ouders. Echter beoordeelt de Rechtbank in eerste aanleg dat sprake is van ‘een zeer uitzonderlijke situatie’ en besloot dat de erfenis verdeeld moest worden over de families van de man en de vrouw en dat artikel 4:10 lid 1 onder a BW buiten toepassing moest worden gelaten.
De moeder van de man is tegen deze beslissing van de Rechtbank in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof in Den Haag. De juridische vraag of er ruimte is om artikel 4:10 lid 1 onder a BW niet toe te passen staat volgens het Hof los van het schrijnende leed van beide families. Het Hof kan dit artikel alleen buiten toepassing laten als die toepassing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare gevolgen zou hebben. Daarvoor moeten er uitzonderlijke omstandigheden zijn. Het Hof vindt dat daar in dit geval geen sprake van is. De man en de vrouw hadden mogelijk niet nagedacht over de juridische gevolgen van het kort na elkaar overlijden. Het Hof oordeelt anders over deze zaak en past, anders dan de Rechtbank, artikel 4:10 lid 1 onder a BW wel toe.
De rechter moet terughoudend zijn met het buiten toepassing laten van een rechtsregel. In het erfrecht is dat zeker het geval. Hier speelt het beginsel van rechtszekerheid een belangrijke rol in de zin van zekerheid over wat de regels inhouden in een specifieke situatie. Zowel voor de erfgenamen als voor anderen is namelijk belangrijk dat snel definitief vaststaat op wie de goederen in een nalatenschap overgaan. Onzekerheid daarover belemmert de afwikkeling van een nalatenschap. Het Hof vindt dat alleen bij ‘uitzonderlijke omstandigheden’ afgeweken mag worden van het erfrecht en stelt, in tegenstelling dan de Rechtbank, dat daar in deze zaak geen sprake van is. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart voor recht dat de man de erfgenaam is van de vrouw.
Voor conflicten als deze was mediation waarschijnlijk een betere oplossing geweest. Beide families kampen met een fors verlies en moeten het nu doen met een juridische rechtsregel en zijn ongetwijfeld veel kosten verder. Het verdriet wordt daar niet mee gecompenseerd. Bij mediation wordt niet alleen gekeken naar de juridische standpunten in de zaak, maar ook naar onderliggende belangen en emoties. Aandacht voor de emotionele kant van de zaak is zeker in dit soort zaken een belangrijk element. De mediator biedt de ruimte die partijen nodig hebben om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Afspraken kunnen vervolgens worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
Vindplaats: ECLI:NL:GHDHA:2020:891